Twee gedichten: Mischa Andriessen

Mischa Andriessen (1970) debuteerde met de dichtbundel Uitzien met D (2008). Hij won met die bundel de C.Buddingh’prijs voor het beste poëziedebuut. Hij publiceert over jazz en beeldende kunst in diverse kranten en tijdschriften. Voor Bunker Hill vertaalde hij Amerikaanse poëzie. Hij is redacteur van het literaire tijdschrift Terras. In augustus verschijnt zijn tweede dichtbundel bij De Bezige Bij, Huisverraad.

*

Besnijdenis (Joram)

Hij was dronken – een baby nog –
van de dikke vingers zoete wijn.
Hij huilde geen moment, maar ik
hoorde hem toch, ver weg, boven
wachtend met een blik op de wijzer.
Toen kwam het teken en trof ik hem
beneden, een lach rond zijn lippen.
‘Hij slaapt, wie van ons zegt het gebed?’
‘Geen gebed!’ Ik zag mezelf schreeuwen
in het glas van de buffetkast. ’Genoeg!’
Ze zeiden kalm en zacht hun zegeningen
ruimden netjes klem en mesje weg in de koffer.
Hij liet zijn vrouw voorgaan en groette
zonder zich nog om te keren.

Wallenberg

Jullie stonden al klaar,
jassen aan, elkaar los
gelaten, twee dingen maar
mochten mee; je broer
een pot jam en een beer,
jij een beer en een boek.
Dadelijk zou het anders zijn,
het nieuwe huis een haven.
Ze zouden jullie komen halen,
niet schreeuwen; ze kwamen,
schreeuwden: ’opschieten,
opschieten nou.’ Hun gezichten
grauw als vuilgelopen sneeuw.
Je omklemde de laadklep
met beide handen, je broer de jam.
Jullie keken de verte van de straat in
waarin alles wat jullie kenden verdween.
Je broer huilde. ‘Niet bang zijn,’
huilde je, ‘Ik ben niet bang.’