Verbouwingen IX

Zijn vrouw vertrok met hun dochtertje naar haar moeder; hun oudste dochter hadden ze de keuze gelaten. Ze ging mee, ze kon het hem niet vergeven dat hij haar zusje had geslagen. ‘Schrijf je boekje maar over inleving en empathie, mooie praatjes, kinderboeken met clichéhumanisme,’ had ze in een opwelling geroepen. Hij wist dat ze gelijk had. Wat was zijn boek over empathie en moraal bij vogels waard als hij zelf een smeerlap was? Wat was zijn werk nog waard? Hij was niet de eenogige kraai die het koolmeesje had gered, hij had het weerloze meesje een klap gegeven, dat was zijn werkelijkheid en die was ondraaglijk omdat hij zichzelf niet kende, omdat hij zichzelf niet kon kennen.

Zijn uitgever probeerde hem over te halen het boek af te maken, de decaan van de universiteit nodigde hem tevergeefs bij hem thuis uit, zijn vrienden en collega’s trachtten hem te overreden, maar Peter Maes zijn besluit stond vast. Mijn boek en onderzoek kan ons dan wel iets over onszelf leren, veel zal er niet door veranderen. Er kan alleen maar iets veranderen door iets te doen. Je kunt die blanke arrogantie alleen maar opwachten met een geweer in de aanslag, dacht hij.

Omdat de facturen niet meer werden betaald, werd de verbouwing stopgezet. Na een paar rechtszaken werd het huis te koop gesteld. Hij huurde een gemeubeld appartement in het centrum en nam alleen het hoogstnoodzakelijke mee: een standaardwerk over vogels, een verrekijker, zijn laptop en wat kleren; de rest liet hij in de kartonnen dozen in de woonkamer staan.

De maanden daarop waren pijnlijk, verscheurend. Hij brak in in het huis en ging met een moker tekeer tegen de nieuwe muren, hij sloeg de vloer kapot, trok kabels en leidingen uit de vloer en viel op de grond. Hij miste zijn vrouw, zijn dochters en zijn zoon verschrikkelijk. Hij wilde ze zien, ze horen en voelen en om die leegte draaglijk te maken, beet hij zich vast in zijn plan: ze moesten gestopt worden voor ze nog meer gezinnen uit elkaar zouden rukken. ‘Verdelgen, riep hij tegen het tuintje, verdelgen die parasieten.’ Hij werd door de politie uit het huis gehaald en moest een nachtje in de cel.

Hij stond zijn dochtertje aan de schoolpoort op te wachten; de directie was al verwittigd, zijn vrouw had uitdrukkelijk gevraagd haar niet aan hem toe te vertrouwen omdat zijn gedrag onvoorspelbaar was. Ze vreesde dat hij gevaarlijk kon zijn. Hij stond op de tippen van zijn tenen te kijken, maar ze kwam niet. Hij liep een café tegenover school binnen en bestelde een koffie met cognac. Een uur later zag hij zijn vrouw de schoolpoort binnengaan.
Hij wilde naar haar toe lopen, maar weer was daar die vreemde die hem op zijn stoel drukte. Wie moest hij nu vermoorden; die vreemde in hem of de aannemer van firma Fiksal? Hij maakte de balans op: als hij de vreemde in hem zou vermoorden, zou hij misschien opnieuw kunnen beginnen met zijn vrouw en kinderen, en was dat niet waar hij het meeste naar verlangde? Of wilde hij een goede daad stellen, de wereld voor nog meer onheil behoeden? Dat kon hij niet door een boek te schrijven, maar wel door moed en opoffering. Voor wie moest hij kiezen: voor zijn eigen belang of voor het algemeen belang? Had hij wel een keuze?

*

Vanaf 6 januari schrijft Bart Koubaa wekelijks een aflevering van zijn feuilleton Verbouwingen voor Revisor.nl. Dit is de negende aflevering, van tien.