Cocon

In De Revisor 2007-4 publiceerde de vorige redactie een verhaal van Gustaaf Peek, nu redacteur van dit tijdschrift. ‘Cocon’ heet het, het verhaal van twee meisjes. In het jubileumjaar 2014 benaderden we auteurs om verhalen uit De Revisor van een vervolg te voorzien. Gilles van der Loo koos voor ‘Cocon’. Morgen publiceren we zijn verhaal ‘De oversteek’, vandaag Peeks verhaal.

Hun dag begint eerder.
Wenda, vijf jaar, wordt elke ochtend op dezelfde tijd wakker. Ze hoort de vogels in de achtertuin. Ze stapt uit bed en wekt haar zusje. Anna, drie jaar, opent haar ogen. Ze lacht en gaat rechtop zitten. De twee meisjes doen hun groet. Een soort handjeklap, maar hun handen maken geen contact. Het ritueel is zwijgend en vrolijk. Daarna trekken ze hun pyjama’s uit en wijzen ze naar elkaar, naar de donkere plekken, alsof het onweerswolken zijn.
Kijk, daar, een schaap. Kijk, een vlinder.

*

Ze had niet eens gedacht dat ze op zoek was naar een nieuwe vader voor haar kinderen. Gewoon, in de kroeg, daar hadden ze elkaar ontmoet. Hij was aardig en zei intelligente dingen. Ze merkte dat ze luisterde. Hij dronk niet zoveel. Ze raakte onder de indruk van hem. Het voelde alsof hij haar kietelde. Ze kon het niet uitleggen.
Ondanks de muziek en het lawaai van andere mensen hadden ze de hele avond gepraat. Ze nodigde hem uit om nog iets te gaan drinken in haar huis. Het was laat. Een fles en glazen schoven de salontafel op en af. Ze zaten op de bank, dronken, zoenden. Hij wilde haar kinderen zien. Ze vond het lief. Hun kleine hoofden waren nauwelijks zichtbaar boven de dekens in de duistere slaapkamer. Hij vroeg, is het moeilijk in je eentje. Ze zei ja. Hij zei, ik help je wel. Ze kon het niet geloven.
Na twee maanden kwam hij bij haar wonen. Leonne, drieëndertig jaar, had weer een man in haar leven. Een goede, deze keer. Hij kreeg de kinderen ’s ochtends uit bed en in hun kleren. Hij kon ze stilhouden wanneer ze last had van haar migraine. Het gezeur ’s avonds aan de eettafel hield eindelijk op. Hij werkte, deed boodschappen. Ze gingen uit in het weekend. Hij stelde voor dat ze stopte met haar baan. Ze zei ja, ja, ja.

*

De dokter zei, ik kan niets bij ze vinden. Leonne was verbaasd. De dokter zei, mijn praktijk is vol, ik verwijs u door naar een andere arts.

*

Hij was een onopvallende werknemer. Collega’s noemden hem stil, humeurig, zakelijk en gewoon. Hij werkte nog niet erg lang op de afdeling Orders, maar als hij vreemd gedrag had vertoond hadden ze het wel gemerkt. De laatste tijd had hij een paar keer gesproken over zijn thuissituatie. Hij zei dat hij het nooit had moeten aanleggen met een vrouw met twee kinderen, herinnerden zijn collega’s. Nu wisten ze allemaal de naam van zijn vriendin, maar toen, niemand had ernaar gevraagd. Niemand was ooit bij hen thuis geweest, niemand had ze ooit ergens voor uitgenodigd. Hij was altijd een beetje in zichzelf. Hij liet zich maar moeilijk kennen. Vrouwelijke collega’s konden zich niet herinneren dat hij flirtte. Hij was rustig. Behalve die ene keer toen hij het over zijn vakantie had. Spanje. Stierenvechten. Dat was het. Hij rende en brieste door kantoor met vingers als horens boven zijn hoofd. Dat was wel raar toen. Verder niet over nagedacht.
1. Hij kwam altijd op tijd op zijn werk.
2. Hij had geweigerd bij te dragen aan het afscheidscadeau van een collega.
3. Hij had verteld dat hij pas 39 was.
4. Hij had geen vrienden op kantoor.
5. Hij had moeite met vriendin en twee kinderen.
6. Zwijgzaam.
7. Stierenvechten.
8.

*

Wenda en Anna kruipen terug in bed. Wakker en wachtend houden ze de geluiden van het huis in de gaten. Ze horen het wekkeralarm in de verte. Daarna stilte. Gehoest en gemompel. Vanaf dit moment tellen ze alle deuren af, als coupletten van een kinderlied.
Open en dicht. Het eerste licht schijnt onder hun deur. Wenda ziet dat Anna zich onder de dekens heeft verstopt. Geluiden van voetstappen kruipen hun kamer in als spinnen, maken de ruimte rond hun bedden onbegaanbaar. Wenda hoort iemand de badkamer binnengaan. De douche brult en echoot naast hen. Een schaduw staat stil voor hun deur. Wenda houdt haar adem in.
De deur gaat open en ze ziet een lange geklede gestalte met het gezicht van haar moeder. Wenda springt op uit bed. Ze omhelst haar moeder, haar korte armen als een klem om de hoge benen, haar wang gedrukt op de weeïge stof.
Plotseling voelt ze de armen van Anna, trillend en warm, om haar middel. Het doet bijna pijn.

*

– Hij sloeg haar met gebalde vuist, alsof ze een volwassen man was.

*

Het was warm. Campinggasten dronken in de schaduwen van parasols, stuurden hun kinderen naar winkels voor ijs. Leonne hield een vlam bij het lage gasstel en zette een pan met water op. In het dorp had ze een pak poedersoep gekocht, maar ze herkende alleen het woord agua op het glanzende karton. Ze keek naar Jack, die zwetend en uitgezakt op een oude strandstoel zat. Hij dronk bier en knikkebolde.
Vlak bij de vouwwagen speelden Wenda en Anna. Leonne zag dat haar kinderen gebaren maakten. Toen de bewegingen een vast patroon vertoonden, besefte ze dat Wenda en Anna een zelfverzonnen spel deden. Anna was blij. Ze kirde en lachte steeds harder om haar zus die een of ander dier leek na te doen. Ze probeerde net zo te waggelen. De meisjes gromden en giechelden naar elkaar. Leonne zag Jack wakker worden, zag zijn hoofd draaien naar het geluid. Leonne liep naar haar dochters, greep naar hun armen.
– Hou daarmee op.
Ze stond voorovergebogen en schudde hun verstarde en tengere lichamen.
– Hij begrijpt niet wat jullie doen. Hou je rustig, we gaan zo eten.
Leonne keek om en zag het bezwete lichaam zich weer ontspannen. De blik dwaalde af. Ze liet haar dochters los.
Wenda en Anna zaten stil op de grond. Hun vingers herinnerden zich hun spel en werden kleine dieren in het warme gras.

*

Hij had haar een boek gegeven.
– Als ik terugkom moet je het uit hebben.
’s Avonds laat hoorde ze de voordeur en ze was nog niet op de helft. Het boek ging over maatschappelijke dingen, theorieën, complotten. Sommige dingen kwamen haar bekend voor, Jack had het er wel eens over gehad. Maar op papier, in lange, onbegrijpelijke zinnen raakte ze de draad vaak kwijt. Liever dat hij ze zei, zodat ze kon knikken en zwijgen. Hij kwam de kamer binnen.
– En, heb je het uitgelezen?
– Nog niet helemaal.
Hij kwam dichterbij staan en Leonne schrok van zijn zure, metalen adem. Zijn handen rustten op de rug van haar stoel. Hij zuchtte.
– Wanneer leer je nou ’s nadenken?
Hij sloeg het boek dat open voor haar op tafel lag dicht, bracht het met beide handen boven haar hoofd.
Wenda werd wakker van het gebons. Ze liet haar zusje slapen.

*

Leonne was bijna achtentwintig toen Wenda geboren werd, en het leven was goed. Ze waren net in het grotere huis getrokken. De kinderkamer was al klaar. Ze had alle kleuren zelf uitgezocht. Wenda was gezond en huilde weinig. Ze groeide. De eerste woordjes, haar eerste stappen in de zomer. Leonne hield het kind in het licht. Haar man maakte foto’s. Leonne die de bolle en verbaasde wangen kust. Leonne die lacht naar de camera. Wenda’s grote ogen. De laatste zomerende dagen voor haar eerste verjaardag.
Anna kwam later. De camera uit. Ze werd een maand te vroeg geboren. Wenda zag haar zusje in de couveuse. Anna was zwak, haar moeder moe. Ze kreeg haar zusters eerste bed. Ze huilde het legere huis wakker.

*

Geduldig en gesloten tikt de school naar drie uur – kookpunt. Auto’s met moeders rijden aan, de vrouwen stappen uit, praten, wisselen tips en zorgen uit. Leonne staat niet bij hen. Ze spreekt niet meer met de andere moeders. Ze kijkt op haar horloge, bijt op haar onderlip, schuifelt op de stoep bij het hek. Bijna een jaar zijn ze samen. Leonne heeft de hele dag in de keuken gestaan. Haar gedachten zijn bij haar oven. Ze ziet twee vrouwen naar haar kijken en wijzen. Leonne verzwaart haar blik. Ze is alleen. Vandaag durfde ze Anna niet mee te nemen.
De bel gaat. Wenda is zoals altijd de eerste op het plein. Leonne zwaait niet. Wenda weet waar ze staat. Ze rent naar haar moeder.
– Waar is Anna?
Leonne antwoordt niet, maar probeert Wenda zo stil mogelijk in de auto te krijgen.
Ze houdt het achterportier open. Haar dochter blijft staan.
– Waar is Anna?
Meer vrouwen kijken nu.
– Anna is thuis, schat.
Ze pakt Wenda bij de schouders en duwt en sleept haar langzaam in de richting van de geluiddichte auto.
– Thuis? Snel, we moeten naar huis!
Wenda komt los van haar moeders handen en springt in de auto. Leonne gooit het portier dicht. Zonder op te kijken kruipt ze achter het stuur. Haar dochter roept dat ze moet opschieten. Wat heeft dat kind? Ze start de auto en rijdt weg.
Het is druk in de stad. Moeders met kinderen, woon-, werkverkeer, oneindig veel fietsers. Asfalt wordt smal en schaars, mensen blokkeren de doorgang. Tegenliggers. Haar handpalmen zweten, maken het stuur glad. Haar dochter gilt onophoudelijk. Het verkeer begint te schreeuwen, te wijzen. Trottoirs worden tribunes.
– Snel! Snel!
Ze slaat verkeerde straten in. Leonne kan haar huis niet vinden.