Nieuwe buren (Zomer-IJsland VIII)

Waar je in Nederland boom, perk, huis en stoep in één oogopslag vat, zie je hier niets anders dan de flank van een berg. Met het draaien van je hoofd schuiven honderden meters drab langs, eb tot aan de overkant van de baai.
Ik schat de afstand tussen mezelf en de vogels, om ze de maat te nemen. Ik denk een adelaar te spotten maar het is een raaf, dichterbij. Ik mis bakens.
Mijn dochter is er beter in, ze weet of een vogel groter is dan zijzelf, hoe snel ze thuis kan zijn.
Ik wil naar de top van de berg, ik denk: daar loop ik in een half uur heen.
Een helling van niks, waarover het busje van de ijscoman nauwelijks vooruit lijkt te komen.
De stukken verte, verstopt in mijn blikveld, ontvouwen zich onder mijn voetzolen. Contouren zijn van elastiek, bewegen mee. Maar welk perspectief ik ook kies, ik haal de rek niet uit het landschap, berg blijft berg, strand blijft strand, wind wind. Dit land is door niemand ontworpen.

Aan de rand van onze tuin stuit ik op een hond die zijn tanden ontbloot. Ik ken zijn geluid, ’s nachts blaft hij de wind aan. Hij hoort bij het nieuwe, grijze huis, dat tussen twee beken is opgedoken. De ingeklemde strook land is zo smal dat het huis vreemd langwerpig uitvalt, als een vertekening. Het lijkt zichzelf te hebben gebouwd, van bewoners heb ik nog niets gezien. In ons uitzicht leek het me een kabouterverblijfje maar nu ik het nader zie ik hoe groot het is.
Ik tel twaalf geschaarde schuttingen. Als je dan toch tegen een blinde muur aan gaat kijken, waarom dan hier?
Buren hebben me verteld dat er een architect intrekt – is het bijna raamloze, grijze bouwsel een daad van verzet, in protest tegen de Pippi Langkoushuisjes met rode daakjes die over het fjord zijn uitgestrooid?
De hond blijft grommen. Ik sta stil. Ik zou op mijn hurken willen gaan zitten om hem te kalmeren, maar mijn hurk is tijdelijk in onbruik, mijn buik puilt.
Van achter de schuttingen komt de architect half tevoorschijn. Hij fluit. Als zijn hond geen sjoege geeft, steekt hij plonzend met zijn laarzen een van de beken over, grijpt het beest bij zijn nekvel.
Ik zeg: Takk.
Gebukt schudt de man mijn hand. Boven zijn laarzen draagt hij een pyjama.
’s Avonds zie ik gestreepte gedaantes met kruiwagens achter de schuttingen lopen. Ik hoor scheppen in gruizelige grond. Twee jongens staan bij de enige niet-beschutte buitenmuur aan een ijsje te likken.

Ik drink een beker anijsmelk.
In een hoek van onze kamer werkt mijn man. Zijn zwijgzaamheid went niet. Ik blijf hem aanspreken, zoals je dat doet met een onbetrouwbare internetverbinding, die het even doet, ha! En dan weer uitvalt, zonder dat je weet waar het aan ligt.
Overdag verdeel ik me als water over de ruimte, maar ’s avonds is het huis leeg. Ik spreid mezelf er niet in uit, ik stol.
Wolken trekken als zware wenkbrauwen over het fjord. Ik zit in de eerste schemering. De zomer taant. Onze ruiten beginnen te spiegelen, sluiten de baai buiten. Ik zie mezelf gereflecteerd, meubels, binnenleven. Het profiel van mijn man, dat zich ontspant in het tempo waarin het licht uit de kamer verdwijnt.
Onze dochter roept vanuit haar bed: Wat is er aan de hand?
Ze is het donker ontwend, zoals ze ’s winters de zon is vergeten.
Voor het eerst in twee maanden knip ik het licht aan. Met een zoem schrikt het peertje zich stuk.
Met mijn neus tegen de ruit zie ik nog een glimp van de hond, een schim op een mountainbike, een vrouwtje dat over een beek springt, de architect, van wie ik even denk dat hij een blote bast heeft, maar het is een vleeskleurig overhemd.
Ze bukken zich, plukken bessen, misschien de eerste paddenstoelen?
Ik hoef maar te knipperen of ze zijn, zigzag, tussen de schuttingen verdwenen.

*

Laura Broekhuysen, die al meerdere malen voor de Revisor schreef, verhuisde naar IJsland. Daar leeft en schrijft ze, tien afleveringen Winter-IJsland op Revisor.nl. Lees alle afleveringen: ééntweedrieviervijfzeszevenachtnegen en tien. En nog steeds. Ter voorbereiding op een bundel die in april 2016 zal verschijnen bij Uitgeverij Querido vervolgt ze nu met Zomer-IJsland: afleveringen één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen en tien.