De literatuur van koffie: bij wijze van oefening

Er werd mij verteld dat mijn overgrootmoeder als geen ander bij toeval opengeslagen Bijbelteksten kon interpreteren, mijn grootvader kon aan zijn eksteroog en in de gedragingen van spreeuwen, mussen en reigers het weer voorspellen en mijn vader is een krak in getalanalyse. De waarzeggerij stroomt door mijn aderen, ik ben ermee opgegroeid en ze blijft zacht in mij zinderen: een paar zomers geleden heb ik van een Tunesische vrouw uit Sidi Bou Saïd de kunst van het koffielezen geleerd. Omdat ik wat in geldnood zit, heb ik besloten mijn waarzeggerij in praktijk om te zetten. Ik zal me beperken tot voorspellingen betreffende de literatuur en haar vele verschijningsvormen; aan de hand van de kleuren en vormen die zich in een kopje ontsluiten zal ik in haar binnenste kijken. Ik zal zwakke en pijnlijke plekken in haar zien en de toekomst van haar schrijvers en auteurs lezen.

De eerste Turkse koffie die ik bereidde mislukte; door een teveel aan water waarschijnlijk, misschien stond het vuur te hard, maar de koffie kookte over waardoor de blauwgele vlam sissend doofde. Ik belde mijn Tunesische leermeesteres en vroeg of dat iets te betekenen had. ‘Alle begin is moeilijk,’ zei ze, ‘en wees blij dat je een toekomst hebt, ook al geloof je er niet in.’ Daar kon ik niets tegenin brengen. Ze wees me er nog een keer op dat ik de koffie niet mocht laten doorkoken, dat het schuim anders verloren gaat en dat ik dat schuim nodig had. ‘En het is geen Turkse koffie, maar Tunesische koffie, met een dropje oranjebloesemwater.’

Ik zei dat ik geen oranjebloesemwater had. ‘Zonder is ook goed,’ zei ze wat geïrriteerd, ‘ en als je me nu wilt laten slapen, het is drie uur, yallah.’ Zij had er mij nochtans herhaaldelijk op gewezen dat de nacht de beste tijd was om het drab te lezen. Ik begon opnieuw, maar kreeg mijn vuur niet aan omdat de koffie over heel het gasbekken was uitgelopen. Ik streek een lucifer af en stak een ander bekken aan. Ik deed weer een kopje koud water in het kannetje, roerde er nog eens een half lepeltje koffie door en zette het kannetje terug op het vuur; er openbaarde zich een heel boek in de wolk schuim die uit het borrelende inktzwart opsteeg.

Toen de koffie klaar was, ging ik in kleermakerszit op de vloer zitten, dronk, zoals mijn meesteres me had opgedragen, de koffie langs één kant van het kopje, keerde het kopje vervolgens om boven het schoteltje en zette het erop. Daarna draaide ik het geheel drie keer met de wijzers van de klok mee boven mijn hoofd; daar ga ik van uit, ik was bekaf. Ik legde mijn trouwring op het omgekeerde bordje en wachtte. Door een plotse kramp strekte ik mijn linkerbeen waarbij ik het kopje omver stootte. Het licht in de gang ging aan; mijn vrouw.

Ik gebaarde dat ze het licht moest uitdoen terwijl ik het kopje met mijn hele lijf afschermde. Nadat we de drab in het kopje geobserveerd hadden, goot ik hem op het schoteltje. ‘Er is een overeenkomst tussen de vorm in het kopje en die op het schoteltje,’ zei mijn vrouw; ze had gelijk. ‘Precies een broek,’ zei ze. Ze had weer gelijk, in de donkerbruine drab stond inderdaad een broek te lezen. En een broek betekent: goed nieuws van iemand met blond haar!

Ik zag twee weken blonde mensen; op de fiets, in de supermarkt, in mijn dromen, maar niet een die me aansprak, tot mijn goede vriend Peter Terrin me telefoneerde. Hij had goed nieuws: ‘Valéria en ik gaan trouwen.’ ‘Eindelijk!’ riep ik met de gebalde vuist van een tennisser die een punt heeft gescoord, ‘yes, yes, yes!’

Wat kon ik na deze oefening anders doen dan volharden? Wie niet alle dagen vooruit gaat, gaat alle dagen achteruit; ja toch? Dus ben ik er volgende maand weer met meer drab en lettervoorspellingen. Wilt u weten wat het gespikkeld eitje van een kleine mantelmeeuw geschreven in de drab van de literaire koffie betekent? Heeft u een vraag in verband met literatuur in de nabije of verre toekomst: wie wint de Amsterdamsche Kiosk Onderneming Prijs, welke auteurs vertrekken naar de Bezige Bij, welke naar de eeuwige jachtvelden, wie stopt met recenseren, welke tijdschriften gaan over de kop, wie wordt in het Swahili vertaald, gaat Donna Tart nog een boek schrijven? Eén adres: Monsieur Qu’bah.