Roos van Rijswijk in De onbekende Hermans

Op zondagochtend in een straat waar nooit iets gebeurt

Voor de gratis uitgave De onbekende Hermans liet Roos van Rijswijk zich inspireren door een foto van Hermans. Lees ‘Op een zondagochtend in een straat waar nooit iets gebeurt’.

*

Op een zondagochtend in een straat waar nooit iets gebeurt stalt ze de spullen uit en naast de spullen zet ze haar zoon neer. Thuis zeurde hij nog om een lange broek zoals die zijn vader draagt op de foto op het dressoir.
‘Nee, Zoetje. Als je groot bent.’

Als je zo groot bent dat je geen gaten meer in je knieën valt, en zo lang bent dat je de mieren die voor je voeten linten vormen niet meer ziet, als je niet meer hoeft te bukken om dat verborgen rijk te bestuderen, maar recht vooruit kijkt. Naar meisjes en wat voor je ligt.

Nu gebeurt het, langzaam, passanten rekken zich stilletjes uit in hun jassen en bekijken de uitgestalde waar terwijl ze de rest nog uit de zak moet halen. Jopie komt erbij staan, even vaderloos als die van haar maar met een moeder die niet helemaal in orde is – of dat altijd zo geweest is weet ze niet, ze kent de vrouw en haar Jopie pas even. Zoetje ziet de verschillen tussen hem en Jopie nooit, al zal hij vandaag zeker opmerken dat Jopie wel een lange broek droeg.

Als je benen belachelijk en harig uit die pijpjes steken, Zoetje, als je het zwartespinnenbloed van je vader hebt. Dan. Als je stem in duizend stukken breekt, die ik allemaal zal verzamelen, dan, misschien.
‘Nee, de kar is niet te koop, maar wilt uw vrouw geen nieuwe schoenen, meneer? Dag buurvrouw, nee da’s Jopie die zo schreeuwt, z’n moeder is gaan dwalen denk ik, roep het rond, roep het rond.’

Jopie met zijn kop in een wollen muts die hij ook in de zachte aprilzon niet af wil doen, met zijn kippenlijfje in een dikke jas. Hij staat te bomen als een ouwe kerel, terwijl haar zoon gedwee naar hem luistert. Ja, verschil is er wel, nu ziet ze het ook; Jopie is sterk, en die van haar is een volger. Ze vist een oud paar handschoenen uit de zak, twee gekleurde flessen, een nooit gebruikte scheerkist, die ze had gehouden als hij ouder was. Een pan die nog best even mee kan en de houten blokken waar Zoetje op uit is gekeken.
Het zal veranderen. Ooit zal Jopie Zoetje moeten volgen, omdat diens dictie keurig is en zijn broek gesteven. Ze knijpt in een oude sandaal.

Ze kopen niet, haar waar is niet goed genoeg. De buurvrouw gluurt niet meer minzaam, maar vol medelijden hun kant op en Jopie is languit op de straat gaan liggen, in zijn eigen lentewinter, misschien vliegt hij, of zwemt hij, straks zal Zoetje mee gaan doen en dat is prima. Zijn knieën kunnen toch niet stuk.

Wanneer je zo sterk bent dat je me met één arm op kunt tillen, wanneer iedereen je Edo noemt, wanneer je in stilte kwaad kunt worden en in het geniep gelukkig. Dan, dan, dan.