Waarom lees ik eigenlijk?

Het is een van die vanzelfsprekendheden, in het rijtje slapen, eten, drinken, luier verschonen, op de trein, de trein af, radio aan tijdens de afwas. Je vraagt je niet af waarom je het doet, je doet het, en het werkt goed. Maar de afgelopen maanden werd ik tot tweemaal toe, tijdens een sollicitatiegesprek en in de aanloop naar een artikel, gedwongen na te denken over waarom ik lees.

Nooit over nagedacht. Of althans, weleens begonnen erover na te denken en het toen laten liggen. Er was altijd een boek of een mens interessanter dan de filosofische vraag. Maar nu moest ik een antwoord formuleren. En toen las ik Stoner, een roman die ergens op een simplistische, romantische manier de vraag beantwoordt. En nu schrijf ik dit op: het persoonlijke, het verhalende, het wereldse, de plicht, de vlucht, het middel, het doel.

‘A constant change within himself’

Eerst maar dat citaat uit John Williams’ boek uit 1965, dat inmiddels een bestseller is geworden, en dat het leven beschrijft van een boerenzoon die gegrepen wordt door de literatuur, door de liefde, geraakt wordt door misverstanden en afwijkende karakters, maar consequent het goede blijft doen. Zijn levensloop heeft iets tragisch, hij wordt getroffen door omstandigheden buiten hem om, en zijn kijk op de wereld heeft iets binairs: de universiteit, kennis, lesgeven, dat is essentieel, de liefde voor zijn dochter, en later voor zijn minnares, die doen ertoe. Administratieve beslommeringen, ruzies, wereldoorlogen, ze schampen hem slechts. Williams benadrukt dat met de meteorologische omstandigheden: als het ertoe doet is het warm, of meestal koud. Hoe dan ook: Stoner wordt gegrepen door de literatuur.

‘As his mind engaged itself with its subject, as it grappled with the power of the literature he studied and tried to understand its nature, he was aware of a constant change within himself; and as he was aware of that, he moved outward from himself into the world which contained him, so that he knew that the poem of Milton’s that he read or the essay of Bacon’s or the drama of Ben Jonson’s changed the world which was its subject, and changed it because of its dependence upon it.’

Literatuur lezen verandert je, en verandert de wereld. Die vaststelling, die tot ernstige verslaving leidt, die kan ik beamen, maar niet begrijpen of beargumenteren, en Williams doet dat ook niet. Williams zegt waar het op staat. (Zie ook Marja Pruis daarover, ze heeft gelijk.) Nee, laten we eerst die andere vraag van een buitenstaander proberen te beantwoorden.

Want nog veel belangrijker: volgens mij is er meer dan de lezer en de wereld, volgens mij is het antwoord complexer. Hier volgt een poging, in bij benadering zeven antwoorden, hoe tijdelijk en onprecies en individueel ook. Alstublieft, gebruik het reactieformulier, vul aan, scherp aan, corrigeer.

Zeven antwoorden

  1. De aantrekkingskracht van Stoner valt misschien het persoonlijke te noemen. Dit antwoord op de vraag bestaat weer uit nieuwe vragen: herken ik mijzelf hierin? Hoe verhoud ik mij tot de hoofdpersoon? Vind ik hem aardig of niet? Vind ik mezelf dus aardig of niet? Ik heb identificatie altijd een wat oppervlakkige reden gevonden om literatuur te lezen (of, wat dat aangaat, film of tv-series te kijken, of persoonlijke journalistiek te lezen), maar ik kan moeilijk ontkennen dat ik depressief raakte van de gewelddadige, weinig empathische hoofdpersoon van Jamal Ouariachi’s roman Vertedering, me sullig voelde als Anton Valens’ hoofdpersoon in Het boek Ont en bij elke herlezing weer deel in de euforie van Nescio’s Titaantjes.
  2. Maar ik lees verhalen, niet personages, en het fascineert me hoe eenzelfde verhaal op verschillende manieren verteld kan worden. Manon Uphoff illustreerde dat uitstekend in haar nieuwste verhalenbundel De zoetheid van geweld met een moordgeschiedenis dat de vertelster van alle kanten bekijkt. Ze schrijft: ‘Wat is het toch met het verhaal? Met die nooit eindigende behoefte tot het vertellen, herschikken of in rangorde plaatsen van geschiedenissen? Die noodzaak om allerlei woorden in zinnen te plaatsen tot ze een geheel vormen dat ons allemaal transformeert tot tovenaars, zangers, profeten en alchemisten rond een vuur waarboven in een pot het verhaal borrelt, gist en suddert?’ Het is eenvoudig om het vertellersperspectief te veranderen in dat van de lezer, die drinkt uit de toverpot en telkens nieuwe smaken ontdekt.
    Ik schreef mijn scriptie over Aischylos’ Choeforoi en de Elektra‘s van Sofokles en Euripides, stukken waarin ruwweg hetzelfde gebeurt: de zoon komt terug om zijn vader te wreken door zijn moeder (die zijn vader dus vermoord had) te doden, en verruilt zijn slachtoffersnoodlot met dat van een dader. Er gebeurt hetzelfde, maar de uitwerking is anders: ze twijfelen, ze gaan in gesprek, in het vroegste stuk is alles zwaar en religieus, is het bijna kolderiek, dan weer bijna humanistisch. Door die vergelijking, door de verwijzingen, gaat goede literatuur altijd ook over literatuur zelf. Achter elke horizon ligt een nieuwe.
  3. En veel horizons bij elkaar maakt een wereld; het tweede motief dat we uit het Stoner-citaat (maar niet uit Stoner zelf, waarin de buitenwereld er maar bekaaid vanaf komt) kunnen destilleren is de verhouding tussen de werkelijkheid en literatuur. De werkelijkheid in de literatuur: klopt het wel, en is dit verhaal wel geloofwaardig? En de literatuur in de werkelijkheid: wat leert ons dit over onze wereld, over de maatschappij, over de geschiedenis? Goede boeken zijn ook een genuanceerde communicatievorm, die een essentieel deel is van de grote discussie over wie we zijn, waarom en hoe op deze plek op dit moment. Het zijn kunstwerken die in hun complexiteit en omvang de werkelijkheid benaderen en er dus ook iets over zeggen.
    Maar een goed boek gaat niet uitsluitend over iets. Wie spreekt van een roman ‘over lesgeven’, ‘over kanker’, ‘over stiefmoederschap’, versimpelt het boek, of spreekt over een simplistisch boek. Als een roman zonder nuance, en meer dan in het voorbijgaan, draait om één thema of aspect van de werkelijkheid, valt er veel aan de literaire waarde af te dingen. Laten we dan gewoon de krant bespreken.
  4. Maar eigenlijk doen zulke redenen me wat gekunsteld aan. Ik lees boeken omdat ik er nieuwsgierig naar ben, omdat auteurs me in hun vorige boeken hebben verrast of juist onverwacht teleurgesteld, maar vooral omdat het moet. Ik krijg een opdracht, en ik lees. Ik heb een deadline en een publiek, ik moet objectief zijn, of tenminste consequent. Dat klinkt zwaarder dan het is, want ik heb in het verleden menig auteur ontdekt omdat iemand anders bedacht heeft dat ik het moet lezen. Bij Recensieweb Bert Natter en Bart Koubaa bijvoorbeeld, bij mijn eerste stageplek Alstein, en via De Revisor kwam ik op Richard de Nooy en Rob Waumans. En is het zo afwijkend? Leesclubs werken ook zo, onder de pretentie van een gezellig samenzijn verplichten we elkaar enorme boeken te lezen. En gegeven boeken? Die lees je toch ook? Er gaat, ten slotte, een dwingende werking uit van boeken zelf om het uit te lezen. Al die verplichtingen voel ik, maar ze zijn vergeten zodra het boek goed blijkt.
  5. Vergetelheid, dat ook. Ja, we komen onszelf tegen in literatuur, en dat is een genoegen en een ongemak, maar we komen ook van onszelf af. Wie leest, drijft af. Het is een moment dat ik wel eens eerder heb proberen te beschrijven in deze blogreeks (bijvoorbeeld hier), dat die objectieve consequente lezer die iets moet vinden en wel hierom, dat die lezer opgaat in het verhaal en door minder aanwijsbare factoren (een zin! Een personage! Een gelijkenis met de werkelijkheid! Een beeld!) zijn eigen smaak gaat volgen. Dat is een paradoxaal genoegen voor iemand die graag begrijpt wat hij leest, en ook waarom hij doorleest.
  6. Literatuur lezen is dan ook vooral een manier om ergens te komen. Kennis, over jezelf, over de wereld, over de aard van literatuur. Verdiensten en status. Ontspanning. Lezen is voor mij zelfs een gezochte aanleiding om te schrijven. Je zult maar nergens verstand van hebben dan van boeken, luiers en de dienstregeling, en graag schrijven.
    Literatuur lezen is niet iets absoluuts, iets wat boven alles uitstijgt. Je kunt er een groot deel van je (beroeps)leven mee bezig zijn, maar het lezen zelf maakt niet gelukkig. Dat doet alles wat eruit volgt.
  7. Ook dat is een gekunstelde vaststelling. Literatuur lezen mag een middel zijn tot van alles en nog wat, maar op het moment dat dit boek uit is, wil je er direct een nieuwe mee aansteken. Lezen is een doel.

Naschrift: zo kun je het ook zeggen

Tijdens het schrijven van dit stuk vulde ik het Nationale Lezersonderzoekin. Dat is onderdeel van een onderzoek naar wat literair is, en wat we literair vinden. Aan de hand van vierhonderd titels waar ik hoogstens vijf procent gelezen had, en een paar extra motivatievragen, wordt de gewone lezer in het onderzoek betrokken. Daar stond het nog veel eenvoudiger, misschien nog eenvoudiger dan John Williams het vaststelde. Ik moest aangeven in welke mate het volgende voor mij gold:

  • Ik lees romans vooral tijdens de vakantie
  • Ik lees graag literatuur
  • Ik lees in verschillende romans tegelijkertijd
  • Het gaat mij vooral om het verhaal in de roman
  • Ik ga graag op zoek naar de diepere lagen van een roman
  • Ik lees graag romans die ik kan betrekken op mijn eigen leven
  • Ik lees romans om nieuwe werelden en onbekende tijdperken te leren kennen
  • De schrijfstijl is voor mij belangrijk in een boek
  • Ik hou van waargebeurde romans
  • Ik wil graag meegesleept worden door een roman
  • Ik hou van romans die gemakkelijk te lezen zijn
  • Ik denk graag na over de opbouw van een roman
  • De schrijfstijl in een roman is voor mij belangrijker dan het verhaal
  • Ik lees ’s avonds liever een boek dan dat ik televisie kijk
  • Ik lees romans om verstandelijk uitgedaagd te worden
  • Ik kies mijn boeken graag uit top 10-lijsten met de best verkochte boeken

Eenvoud schaadt. Ik las Stoner (bij schrijven nummer 8 in de bestseller-top 60) tijdens mijn vakantie, naast een aantal andere boeken, en op één van bovenstaande stellingen na kan ik ze onderschrijven. Echt waar.