Nergens hetzelfde. Charleroi

‘There are always a few eccentrics who don’t take the RER to Euro Disneyland’ stond er op een affiche die in de jaren negentig in de Parijse metro hing. Op de affiche een foto van een aantal bejaarden, invaliden, punkrockers en ander tuig dat in een groepje bijeen cynisch lachend naar de camera keek. De reclame had een omgekeerd effect: zelfs als je nooit bij een groep wil horen, kreeg je onweerstaanbaar de neiging bij hen te gaan staan en ook niet de RER naar Euro Disneyland te nemen.

Ik moet aan de affiche denken als ik het gezelschap zie dat op spoor 21 van Brussel-Midi bijeen staat te wachten op de intercity naar Charleroi, rokend in de klamme regen, verknipt, verwilderd. Een van hen kijkt onafgebroken naar de overkapping, het duurt even voordat ik door heb dat ze niet anders kan.

Je moet tien dagen door Charleroi lopen voor je de stad snapt, zegt Xavier Canonne, directeur van het fotomuseum. Ik heb er veertien. Als ik de tiende ervan even weg ben, verbreek ik dan de concentratie?

Waar vind je in het centrum van de stad een voetbalstadium? Waar vind je midden in de stad een kazerne?

Op drie rotondes staan wassen beelden van stripfiguren: Robbedoes, Marsipulami, Lucky Luke.

In de kazerne: het Museum van de Jagers te Voet.

De stad wordt niet meer ingericht door stedenbouwkundigen, maar door ondernemers, zegt Luc Deleu. Er is geen plaats meer voor het individu. Zijn boek ontbreekt op de boekentafel van het kleine festival Livresse. Hij had het mee moeten nemen, moppert de organisator.

Ergens is de flaneur van Walter Benjamin veranderd in Monsieur Hulot zoals die door Playtime van Jacques Tati loopt.

Een stad die zich expulseert, waarvan de randen interessanter zijn dan de stad. De industrie aan de rivier, de heuvels. Gosselies, Marcinelle, Marchienne, Chatelet.

In een fotoboek in de bibliotheek van het fotomuseum: een foto van militaire politie, dranghekken, barricades, rookbommen, op een rotonde waarop Robbedoes een voetbal onder zijn arm houdt en zijn duim opsteekt.

In het Museum voor de Jagers te Voet staat in een vitrine de Shako. Een hoed hoog om de kracht van de neerkomende sabel te breken.

Een metro die dwars door een klein puntbergje steenkoolpuin gaat en dan door de industrie.

*

Erik Lindner liep op zijn veertiende weg uit een biologieles op het Haags Montessori Lyceum en liftte naar Parijs. Later zou hij er een tijd wonen en dichtersbijeenkomsten organiseren. Hij verbleef in Athene, Marseille, Montreal en Taipei en nam deel aan verschillende festivals. Poëzie is nergens hetzelfde, zoveel wil hij onderhand vaststellen. Voor De Revisor houdt hij zijn indrukken bij.