Daantje gaat op reis

In een periode waarin ik niet aan een roman wil werken is het herlezen van Jeroen Brouwers’ Bezonken rood geen goed idee, want die kleine roman geeft altijd goeie ideeën. Het boek staat bekend als een kamp-roman, maar voor mij gaat het boek veel meer over een complexe moeder-zoon verhouding.

Op de eerste bladzijde is de moeder gestorven. Brouwers neemt dat als startpunt en grijpt terug op het verleden van zijn moeder, en van hem. Brouwers is meedogenloos. Op pagina 31 zijn moeder en zoon terug in Nederland, net uit een Jappenkamp in Indonesië, en zijn moeder brengt hem naar een Katholiek pensionaat, zoals dat in het boek heet. In Indonesië kon de kleine Jeroen Brouwers er niks aan doen in een kamp te zitten, en zijn moeder ook niet. In Holland was de keuze voor een pensionaat een keuze van zijn moeder. Brouwers voelt zich verraden. Hij zegt:

Waarom heeft men haar in het Jappenkamp niet doodgeslagen?

Een keiharde zin die het complete boek samenvat.

Bezonken rood stoelt sterk op associaties. Brouwers gebruikt flarden van beelden, teksten, gedachten. Daantje gaat op reis is de titel van een kinderboek waaruit zijn moeder hem in het kamp leerde lezen. Het boek was belangrijk voor Brouwers, hij overleefde ermee. In de roman laat hij de titel een aantal maal vallen en soms voegt hij aan andere zinnen toe: ‘stap-stap-stap’. Hij paradeerde achter Japanse militairen aan: stap-stap-stap. Hij vluchtte voor zijn moeder, stap-stap-stap, hij haatte haar. De kleine Jeroen beweegt als een vliegtuigje om de vliegen geen kans te geven op hem te gaan zitten: ‘met gespreide armen rende ik rond, broembroem’. Geluiden in het kamp en in het heden, als hij vliegen doodslaat of met Liza neukt, een geliefde van hem: ‘Têts’. Beelden van vrouwen in het kamp die gemarteld worden linkt hij aan vrouwen die op de Dam protesteren en ketchup op hun kruis smeren. Brouwers maakt kikkergeluiden: ‘kwaak kwaak’.

Brouwers roman is fel bekritiseerd, onder andere door Rudy Kousbroek, die stelde dat de kampen in Europa veel ‘erger’ waren, dat waren per slot van rekening vernietigingskampen. Kousbroek stelde dat veel van Brouwers verhaal fictie is. Verzonnen. Niet echt gebeurd. Brouwers geeft in Bezonken rood zelf al aan dat over de Duitse kampen niemand ooit sprak ‘met vertedering of zelfs heimwee in de stem’. Dit is zijn verhaal, als kind zat hij nu eenmaal in een Jappenkamp.

Het maakt mij niet uit wat erger is. Het is geen wedstrijd. Bezonken rood is een roman, ik lees het als roman. Het is een van de beste Nederlandse romans van de laatste vijftig jaar. Ik herlees het zeker om het jaar. De techniek is verbluffend, het persoonlijke is sterk, zijn stem is helder en krachtig, de pijn is voelbaar. En de roman is kort, ook dat is prettig. Brouwers vertelt zijn verhaal met de woorden en beelden die hij daarvoor nodig heeft. Niet meer, niet minder.

Een idee voor een nieuwe roman heb ik inmiddels. Over een vader en een zoon. Ze gaan samen naar het zwembad, op de enige dag in de week waarop ze elkaar zien. Ze delen een geschiedenis. Een tragisch voorval dat hun levens veranderde. De vader zal de verteller zijn. Ook de vader van de verteller speelt een rol. Dus: zoon, vader, grootvader. Het verhaal speelt in het verleden maar moet een helder beginpunt in het nu hebben. De vragen is: hoe schakel ik tussen de tijd en tussen de personages? Wat zijn hun afzonderlijke thema’s? Hoe zijn die thema’s met elkaar te verenigen of hoe contrasteren juist die thema’s? En vooral: op welke manier kan het in godsnaam een levendige tekst worden die de personages samenbrengt, het drama invoelbaar maakt, die lucht in zich heeft, en tegelijk onder de regels zwaarte heeft?

Bezonken rood geeft ideeën. Bezonken rood schenkt problemen maar ook oplossingen. Een jaar niet schrijven, het is alleen te doen wanneer ik de juiste (lees: nietszeggende) boeken lees. Boeken die je alle zin in schrijven ontnemen. Ze zijn er.

*

In oktober 2011 verscheen Van Mersbergens Naar de overkant van de nacht. De schrijver nam zich voor in 2012 niet aan een roman te werken. Voor De Revisor houdt hij een dagboek bij hoe hem dat af gaat, niet schrijven. Of beter gezegd: niet aan een roman schrijven, want hij heeft opdrachten en lezingen genoeg, maar de ideeën zijn niet tegen te houden…