Deze week gelezen: Gustaaf Peek, A.D.

Deze week gelezen: Gustaaf Peek

Gustaaf Peek: de redacteur licht een effectieve, illustratieve passage uit een indrukwekkende, actuele, prachtige en gruwelijke roman – en denkt na over oeuvrelezen.

*

Daan Stoffelsen: Gustaaf Peek, A.D.

Deze week schreef ik voor Athenaeum over de nieuwe roman van oud-Revisorredacteur Gustaaf Peek: A.D. Een indrukwekkend fysiek boek, raak over onderwerpen die er nu nog toe doen (racisme, klimaat, liefde, geweld) zonder te oordelen, op een poëtische manier duister, prachtig maar gruwelijk. Geen boek om cadeau te doen, wel om samen te bespreken, een boek voor een lezerspubliek.

Zoals altijd in een echte recensie – of een recensie zoals ik hem denk te moeten schrijven, hij is vast nog steeds te essayistisch naar sommige smaken – heb ik het weinig over stijl. Die is sterk, soms weerbarstig, soms bloedmooi. En effectief. Ik citeerde dit van de tweede pagina:

‘Kijk naar me, denkt de provoost. De mannen staan met opzet als een haag rond hun wandaden, altijd die gebogen ruggen, het laffe, gezichtloze wanneer hij arriveert, maar Jacob en vooral Aert steken daar duidelijk boven uit. Kijk naar me, waag het niet om weg te kijken. Hij is al van het bakdek afgedaald, hij kan niet meer verder, tussen de mannen is te dichtbij, ze moeten hem hier opmerken. Hier. Hier.
Weifelend lijkt de bottelier zich met dichte ogen weer op te richten, een wonder, Siem hoopt dat de wind het gekreun van z’n moeite verbergt, terwijl Aert met z’n knieën hun dommelende last op z’n plek vergrendelt.’

De provoost, die over de straffen gaat op het schip, benoemt hier iets essentieels: de bemanning functioneert als een machine met een mysterieus doel, als één, terwijl elk van die mannen (en een enkele vrouw) vooral gezien wil worden, erkend wil worden. Een mens wil zijn. En door direct terug te keren naar de amateur-tandartsscène, door drie andere bemanningsleden van veel lager rang in één zin aaneensluitend de focus te geven, benadrukt Peek het illusoire van zo’n ideaal. En dan de woorden: let op het rijm in die tweede zin, de korte en lange a’s, mannen als een haag rond wandaden. Let op de herhaling, kijk, kijk, hij, hij, hier, hier, hier. Let op het weifelen en dommelen van de bottelier (met de rotte kies die getrokken moet), vraag je af waarom Siem kreunt en Aert vergrendelt, waarom deze broers zo verschillen in hun kracht.

Toen ik bijna twaalf jaar geleden gevraagd werd om bij deze redactie te komen, was Peek – ik mag Gustaaf zeggen – de kartrekker, en ook de toenmalige collega’s Jan van Mersbergen (ik schreef al over zijn nieuwste roman) en Erik Lindner kwamen dit jaar met een nieuwe roman. En Bart Koubaa komt later deze maand met Dansen in tijden van droogte, een non-fictieboek. Lindners boek, 51 manieren om de liefde uit te stellen, begint met een jongensachtige romance, actie, geen taal, in Baskenland, en wordt na dat stormachtige begin een roman over uitstel en afwachten, over de films waar zijn geliefde aan meewerkte, over reizen naar die omgeving en haar mislopen, over tekort schietende communicatie. Een denkende liefdesroman zoals Peeks Godin, held veeleer een handelende liefdesroman was, onvergelijkbaar eigenlijk.

En dat onvergelijkbare, dat is interessant. Je ziet in die nieuwe boeken hetzelfde talent als eerder in het oeuvre, je kunt wel overeenkomsten opmerken in stijl of vorm (oh, Van Mersbergen liet eerder een paard vertellen, hij is goed met gekke vertelvormen) maar die zijn oppervlakkiger; feit is dat deze schrijvers zich vernieuwen, niet schrijven voor ‘fans’ maar voor alle lezers, niet vrezen af te schrikken maar pogen je met een nieuw verhaal, nieuwe vormen, nieuwe thema’s binnen te halen. Dat is het bevredigende aan oeuvres volgen, je weet niet wat je krijgt, maar je mag vertrouwen op de inzet.

Querido gaf A.D. uit. Op Athenaeum.nl staat een fragment. En 51 manieren om de liefde uit te stellen werd door Van Oorschot uitgegevenook daaruit is een fragment te lezen.