Spiegel (III)

Lisa Weeda’s feuilleton-annex-essay wordt gespiegeld in de tumblr Spiegelfeuilleton. In aflevering I ontmoetten we Lisa, Louise en Aaron en Louises Glock, in II lazen we over pistolen in de eerste akte, hoe doden voelt, en clichés, clichés, clichés, trucjes. Dit is III. Waarin Lisa’s moeder haar mening geeft, Aaron over zijn kantoor vertelt, en Louise en Aaron het verkeerde antwoord geven. 

*

Aaron blijft heen en weer lopen, Louise blijft richten. Een toneelstukje om de lezer nog even in de limbo van de mogelijke uitkomsten te laten hangen. Het zou in dit freeze frame moeten eindigen. Enter, witregel, afgelopen. Dat je naar de bladzijde kijkt en denkt: wel godverdomme wat een laffe streek.

Ik draai een rondje om mijn as in de tunnel, schep wat water omhoog met mijn voet.
Weet je, zeg ik, ik vroeg aan mijn moeder: wat zou jij doen, hoe zou jij het laten eindigen? Die zei: die huurmoordenaar, die Louise, moet dood. Toen ik haar vroeg waarom, zei ze: ja dat is toch logisch? Het is een verschrikkelijk beroep. Toen vroeg ik haar wie er zou moeten sterven als ik Louise een heel geloofwaardig levensverhaal zou geven, waardoor ze begrip voor Louises keuzes zou krijgen. Nou, toen mocht jij ook wel dood, Aaron.
Wat hebben we met je moeder te maken, mompelt Aaron.
Ja, vult Louise aan, die is hier toch niet?

Als zij dit leest, zeg ik, staat ze hier. In deze tunnel, onder de Nevada Woestijn, tussen al deze zwervers en verdwenen mensen, vergeten individuen. Dan staat hier iemand die alles wil begrijpen: de context, jullie gedachten, jullie drijfveren, wat ik op metaniveau bedoel. Ze zei trouwens dat het überhaupt debiel is, een man die een huurmoordenaar inhuurt om zichzelf dood te laten schieten.
O, de beïnvloedbare en behoeftige lezer! Aaron fronst en drukt zijn handen in zijn zij.

De zon is onder. Een koude wind waait in een vreemde hoek de tunnel in. Louise ritst haar jas dicht en laat haar Glock daarbij even zakken. Aaron humt de melodie van ‘Eye of the Tiger’.

Louise, weet je nog wat ik net zei, begin ik, dat ik steeds aan De Spiegel moet denken, die film met dat meisje met die gipsen arm, dat nepgips. Er is iets geks wat de regisseur, Jafar Panahi in een later interview zei.
Even ben ik stil, probeer ik zijn woorden omhoog te lepelen.
When I see my picture, the picture resembles me, drilt Louise op.

Toch navelstaarderig, of nodig? Wat komt er hier overeen met mij? Waarom was dit verhaal ook al weer nodig? Welke spiegel houden we hier voor? Waar begon dit überhaupt?

Een bebaarde man met een winkelwagen vol kapotte casinostoelen loopt voorbij. Hij focust op zijn handen, zijn aderen drukken door zijn grauwe huid heen van het stevige vasthouden van het karretje. Aaron volgt zijn tred. Het linker voorwiel van de kar draait steeds weg van de as en maakt een piepend geluid dat door de tunnel resoneert. Ik kijk naar Aaron. Naar zijn verzorgde handen, die hij samen vouwt en weer losmaakt. Hij humt nog steeds.
Ik ben toch een spiegel, de overwerkte, nooit voldane millennial kantooreikel, zegt hij, het voelde zo goed. Voor de laatste keer het lampje van dat betonnen, Scandinavische-kleurenkantoor uitknippen. Nog één blik over die hippe tegelwerkvloer, de printer die altijd vastliep, de dure koffiemachine in de hoek, de inspirerende slogans aan de muur, de televisieschermen met daarop slow-motion video’s van hipsters met baarden en te modieuze outfits die heel traag typen op laptops en te breed glimlachen. Ik voelde mijn handen tintelen, verloor bijna mijn evenwicht van de spanning en zenuwscheuten die door mijn nek en mijn schouders trokken. Ik kon bijna niet ademen! Het licht in mijn hoofd was gewoon, floep, uit! Louise, ik had te veel gezien, te veel cokesnuivende vrienden, te veel drone gestuurde ontploffingen op tv, te veel onthoofdingsvideo’s op twitter, slechte dreigementen van Kim Jong Un, en die man, weet je nog, die man die via livestream op Facebook een andere man pointblank doodknalt, te veel verveling, te veel doelloosheid, te veel brilmonturen, te veel manieren om je slapen op te scheren.
Ik snap de afschuw, zeg ik, maar ik heb je overmoedig laten worden.
Aaron, valt Louise bij, kijk nou eens naar jezelf. Je bent zo’n jongen die dan dandy denkt te zijn door in een maatpak in een koffiezaak te gaan zitten met Dorian Gray in je handen.
En nog wat: je vergat iets, of nou ja ik vergat iets, zeg ik, Kijk, Patrick Bateman bijvoorbeeld, wat hij ook doet: van het in mootjes hakken van opscheppende zakenpartners, tot het in stukken zagen van hoeren, hij leeft in een uit de hand gelopen vulgaire fantasie. Hij is inderdaad een spiegel van een verveelde psychopathische yup, maar hij wordt nooit voor zijn daden gestraft, zelfs niet als hij daar om vraagt. Daar zit de crux van het verhaal van Brett Easton Ellis. Het is een cirkel, een limbo die niet ophoudt. Een limbo die je verkeerd kan interpreteren: als een spel, maar het is niet echt. Het is niet echt, het is een commentaar op iets anders. Dát is een spiegel. Het is niet eindig. Waar wil jij de banden mee doorsnijden?
Ja maar dat is gewoon een andere vorm van spel, moppert Louise, kunnen Aaron en ik dit niet afmaken?
Een spel, is dat alles, vraag ik, eindbaas doden, game uitspelen, televisie uitklikken?
Louise en Aaron knikken. Dat was niet mijn bedoeling.