Pim Lammers – Jij bent een activist (uit #39 Maar het rijmt niet)

Deze week verschijnt De Revisor #39 MAAR HET RIJMT NIET, een nummer geheel en al gewijd aan poëzie. Wat is het, wat mag of moet het zijn?  We vroegen veertien uiteenlopende dichters naar hun poëtica, waarvan we er hier alvast een cadeau doen: Pim Lammers (1993) is schrijver en dichter. Begin 2017 verscheen zijn debuut Het lammetje dat een varken is (illustraties: Milja Praagman). Het prentenboek werd bekroond met een Zilveren Griffel en daarmee werd Pim de jongste winnaar in de geschiedenis van de prijs. Inmiddels heeft hij verschillende titels op zijn naam staan, waaronder een groot aantal kinderboeken over gender- en seksuele diversiteit. In 2022 ontving hij voor zijn inspanningen voor een diverser kinderboekenlandschap een van de eerste Boer Boris Premies.

 

 

Pim Lammers 

Jij bent een activist


1.
Ik was zeventien jaar toen ik voor het eerst activist werd genoemd. Dat was door een ongelofelijk knappe jongen die ik had leren kennen op Gay.nl.
We hadden elkaar nog nooit ontmoet – hij woonde vijftien      minuten fietsen, vijfendertig minuten bus en twee uur trein bij mij vandaan – maar elke avond spraken we elkaar op MSN.
Ik had die dag op mijn middelbare school een Paarse Vrijdag georganiseerd, een van de eerste keren dat die dag in Nederland werd gevierd. Het had me weken aan voorbereiding gekost, maar het was een succes: leerlingen én leraren kwamen in het paars naar school.
Dit vertelde ik allemaal aan mijn lieve, knappe, maar ook veel-te-ver-weg-wonende internetliefde.
Hij reageerde met: ‘Mijn kleine activist.’ Gevolgd door een emoticon van een groot, bonzend hart.
Zijn reactie gaf mij om drie redenen kriebels in mijn buik: hij stuurde mij een hartjes-emoticon, hij zei dat ik van hem was én hij noemde mij een activist.
Ik voelde me ook een activist. Ik was nog jong, maar vastbesloten om de wereld te veranderen. Mijn eigen middelbare school leek mij een goed begin.
Dat het leven van een activist alleen ook veel teleurstellingen kent, ontdekte ik meteen die maandag daarop.
Mijn Paarse Vrijdag was een succes geweest, dus toen ik het schoolplein op fietste, verwachtte ik een queer walhalla: jongens die hand in hand liepen, brugklassers met regenboogvlaggen over hun schouders, wild tongende lesbokoppels, Lady Gaga door de intercom.
Maar niets van dat alles. Het was gewoon weer een saaie schooldag      en de rest van mijn eindexamenjaar bleef ik the only gay in the village.

 

2.
In 2014 zag ik Pride in de bioscoop – een fantastische film over een groep queer activisten die weten hoe het is om onderdrukt te worden en daarom besluiten om de stakende mijnwerkers te steunen in hun strijd tegen de kille regering van Thatcher.
Het is een film over onderdrukking, over samenwerking en vooral ook over activisme. En nog voor de aftiteling begon, voelde ik het weer in mezelf borrelen – het strijdlustige gevoel om op de barricades te willen staan, de wereld beter te willen maken.
Maar vrijwel meteen daarna voelde ik een vreemde teleurstelling en een gekke jaloezie. Ik was jaloers op de actievoerders uit de film, want zij leefden in een tijd waarin ze activist konden zijn.
En ik? Ik was te laat geboren om nog activist te kunnen zijn.
Op dat moment mochten we al meer dan dertien jaar trouwen, Paarse Vrijdag werd op steeds meer scholen georganiseerd, seksuele voorlichting was vlak daarvoor nog verplicht gesteld en de weigerambtenaar bijna uitgestorven. Waar moest ik nog voor strijden?
Ik pakte mijn jas en liep de bioscoopzaal uit, de wens om activist te zijn liet ik achter.

3.
Een paar jaar later, ik was inmiddels schrijver geworden, werd mij tijdens een lezing gevraagd of ik mezelf ook activist noemde.
De interviewer had mij vlak daarvoor nog ‘een activistische schrijver’ genoemd, het was bedoeld als compliment.
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik doe gewoon mijn werk,’ antwoordde ik. ‘Kinderboeken schrijven.’
Ik ben schrijver en dichter. Ik zit dus vaak achter mijn bureau te schrijven, op een terrasje of in de tuin van een vakantiehuisje.
Ik gooi geen taarten in gezichten. Ik plak of keten mezelf nergens aan vast. Ik bezet geen gebouwen. Ik beklad niets met verf en hang nergens posters op. 

  Ik geef toe, ik heb een aantal keer gedemonstreerd. Maar ik stond dan ergens tussen de mensen, niet vooraan of op het podium. Ik heb nog nooit een megafoon in handen gehad.
Waarom zou ik mezelf activist noemen?
Het is waar dat er in veel van mijn verhalen en gedichten een boodschap te vinden is. Een erg belangrijke, maar eigenlijk ook erg eenvoudige: dat je altijd jezelf mag zijn.
Dat is niets geks of controversieels.
Toch?

 

4.

Helaas hebben we niet altijd de regie over de labels die we opgeplakt krijgen. Soms bepalen we zelf niet wie of wat we zijn, soms bepaalt de wereld dat voor ons.
Wanneer mijn vriend en ik door de stad lopen, om boodschappen te doen of om verjaardagscadeautjes te kopen voor onze nichtjes, pakken we niet altijd elkaars hand vast. Niet alleen omdat we bang zijn voor nare reacties, maar vaak ook omdat we geen zin hebben om activist te zijn.
Want als twee mannen hand in hand op straat lopen, is dat geen uiting van liefde maar een politiek statement. Hetzelfde geldt voor zonnen op het strand na top surgery, nagellak dragen als man, je voornaamwoorden benoemen tijdens een voorstelrondje, een gedicht schrijven over een non-binaire tante.
In deze wereld ben je soms al een activist als je alleen maar jezelf bent.

5.

De homofobie en transfobie in onze samenleving groeien tegenwoordig zo hard dat het niet meer bij te houden is. Zo neemt de haat tegen de queer community op elk socialmediaplatform toe en worden de berichten steeds vijandiger, steeds gewelddadiger.
Polarisatie wordt ook steeds vaker bewust aangewakkerd, bijvoorbeeld door het verspreiden van desinformatie over genderzorg of door de queer community in verband te brengen met grooming en pedofilie. Zo werden er vorig jaar medewerkers van Rutgers bedreigd nadat er nare leugens verspreid waren over de Week van de Lentekriebels. 
Op sociale media zetten nieuwsorganisaties soms de reacties uit onder posts over queer thema’s, alleen maar omdat ze de nare berichten niet meer kunnen monitoren – het zijn er gewoon te veel.
  En deze online haat slaat ook over op de samenleving. Er wordt gedemonstreerd bij vrolijke voorleesuurtjes door dragqueens. Regenboogvlaggen worden verscheurd en verbrand. Tien jaar geleden waren we nog verontwaardigd over de homopropagandawet ver weg in Rusland, maar op dit moment zitten er partijen in onze Tweede Kamer die van het tegengaan van ‘regenboogpropaganda’ een van hun belangrijkste speerpunten maakten tijdens de verkiezingen.

  De internationale ontwikkelingen zijn ook zeker niet hoopvol. Denk maar aan lhbt-vrije zones in Polen, aan Italië die de rechten van lesbische moeders afneemt, aan Hongarije die LHBT-voorlichting verbiedt, aan de Don’t say gay-wet in Florida of de vele anti-transwetten in andere staten. 

  En het wordt erger, want over de hele wereld groeien antirechtenbewegingen – qua geld, qua organisatie, qua samenwerking, qua invloed. Het lukt extreemrechts, gesteund door radicaal-religieuze groepen, complotdenkers en naïeve influencers, steeds vaker om de samenleving te ontwrichten.
Ook in Nederland groeit hun macht. En helaas heb ik dat zelf ervaren toen ik begin 2023 ineens weer activist werd genoemd. Dit keer niet door één iemand, maar door allerlei partijen, organisaties en individuen.
Het was niet bewonderend, zoals door de interviewer tijdens mijn lezing een paar jaar geleden. Het was ook niet flirterig, zoals door mijn Gay.nl-jongen. Het was beschuldigend, afkeurend zelfs: ik werd gezien als een lhbt-activist die gestopt moest worden.

  De leugenachtige haatcampagne en de vele afschuwelijke reacties die daarop volgden, hebben me iets pijnlijk duidelijk gemaakt:
ik ben helemaal niet te laat geboren, ik ben op het juiste moment geboren om een activist te zijn.

 

6.
Als het afgelopen jaar mij iets heeft geleerd, dan is het wel dat kinderboeken en gedichten over ‘jezelf zijn’ belangrijker zijn dan ooit.
Ik weet namelijk zeker dat een deel van de mensen die mij nare berichten hebben gestuurd, anders zouden hebben gereageerd wanneer ze zelf als kind een gedicht over twee verliefde ridders hadden gelezen of een prentenboek over een varken geboren in het lichaam van een lammetje.
Wat kinderen lezen bepaalt hoe ze naar de wereld kijken, niet alleen op jonge leeftijd maar ook op latere leeftijd. En iets is niet meer moeilijk, gek of eng wanneer je het tegenkomt in een kinderboek.
Het borrelt dus weer, dat strijdlustige gevoel om de wereld beter te willen maken. En daarom heb ik besloten om het label activist vanaf nu te omarmen. Niet omdat ik dat wil, maar omdat het nodig is.
De wereld vraagt, nee, sméékt ons om activist te zijn.
Hoe harder er wordt geroepen dat we niet onszelf mogen zijn, hoe meer we juist onszelf moeten zijn. Ik moet mijn boeken en gedichten dus wel blijven schrijven, dan maar als activistische schrijver.

 

7.

Helaas vind ik het, na alles wat er gebeurd is, soms moeilijk om met optimisme naar de wereld te kijken.
Maar wat voor activist ben ik als ik geen vertrouwen heb in de toekomst?
Ik werd mezelf bewust van dit gebrek aan vertrouwen door een gesprek met een Vlaamse collega-schrijfster én collega-activist. We hadden het over de toenemende queerfobie en deelden onze ervaringen over hoe het is om te schrijven terwijl doodsbedreigingen binnenstromen.
Daarna vroeg ze me: ‘Wat geef jou hoop?’
Ik wist het niet.
Want wat is er nog leuk aan schrijven als dat ervoor zorgt dat je huis beveiligd moet worden? Waarom zou ik nog een gedicht over gender- of seksuele diversiteit schrijven, als dat betekent dat kwaadaardige partijen mijn naam weer zullen misbruiken?
Ik had op dat moment ook al lange tijd niet geschreven en vanwege veiligheid al maanden geen klaslokaal meer van binnen gezien.
En ineens moest ik denken aan alle kinderen die ik tijdens mijn voorleesbezoeken heb ontmoet. Ineens had ik mijn antwoord: de jongen uit de kleuterklas die mij trots zijn nagellak liet zien, de twee meisjes uit groep 7 die verkering hadden en voor de hele klas het liedje én bijbehorende dansje deden waarmee ze uit de kast waren gekomen bij hun moeders, de tienjarige die wist waar alle letters van LHBTQIAP+ voor stonden (in het Engels – want dat had ze van TikTok), de moeder en haar 6-jarige trans dochtertje die elke avond Het lammetje dat een varken is lazen, de drie verlegen scholieren die mij hun uitbundige Paarse Vrijdag-plannen vertelden, en ja, zelfs de jongen die na mijn voorleesbezoek het schoolplein over rende naar zijn moeder toe en enthousiast riep: ‘Ik heb vandaag een échte homo ontmoet!’

  Deze kinderen geven mij hoop.
Omdat ze zichzelf durven zijn. Omdat ze hun leven en liefde kunnen vieren, dankzij hun omgeving – een warme familie, een begripvolle juf of liefdevolle klasgenoten.
Deze kinderen geven mij vertrouwen in de toekomst en laten mij zien waar ik het allemaal voor doe, waarom ik mijn boeken en gedichten blijf schrijven.

 

8.
Het zijn ook deze kinderen voor wie ik een gedicht als ‘Kriebelen’ schrijf. Dit gedicht gaat over een jeugdherinnering die ik zelf nooit heb gehad, maar die ik wel heel graag had gewild en die ik ook alle queer kinderen toewens.

Kriebelen

Ik zit naast opa op de bank
en probeer niet te raden
wat hij met zijn vinger
op mijn rug tekent:

 

‘Een huis? Oma?
Een dubbeldekkerbus?
Een eend? Een walvis?’ 


Opa schudt zijn hoofd,
tekent, tekent, tekent. 


Ik weet allang wat het is,
maar wat voelt nou fijner
dan gekriebel op je rug? 


Na poging zes lacht opa:
‘Ik stop. Mijn vinger is moe.
Je zoekt maar een mooie meid
om op je rug te kriebelen.’ 

 

‘En een mooie jongen?’ vraag ik.
‘Is dat ook goed?’

 

Ik durf niet om te kijken.
Opa zegt niets,
is even helemaal stil. 


Dan schrijft hij op mijn rug: 


wie jij maar wil