Een gevalletje gênant

Het is feest bij Revisor! Mede dankzij het Nederlands Letterenfonds kunnen we acht interessante auteurs met een dubbele achtergrond aan het woord laten over wat mensen samenbrengt: feest. Schrijvers zijn gevoelige feestvierders, ze zien meer dan gezellig is, en als je ook cultureel een buitenstaander bent, zie je nog meer. Proza van Richard de Nooy, Fabienne Rachmadiev, Babs Gons, Radna Fabias, Laura Broekhuysen, Naomi Rebekka Boekwijt, Simone Atangana Bekono en Dominique van Varsseveld, te beginnen met ‘Een gevalletje gênant’.

*

– Jezus, da’s lang geleden. Alles draait.
– Deze kant op, rustig aan.
– Man, man, man… Wat ben je nu? Achttien? Negentien?
– Tweeëntwintig, opa.
– Godsamme, wat gaat dat hard. Ik zal ook zoiets zijn geweest. 1983 was het. Hoe weet die ouwe dat, denk je?
– Geen idee. Goed geheugen?

– Ik ken mijn studentennummer nog uit mijn hoofd! En daar stond het jaartal in: 83D4247. Even rekenen. Ik was toen…
– Zeventien of achttien, denk ik.
– Precies! Zoiets. Ik zie het nog zó voor me. Zoals alles wat te gênant is voor woorden. Of pijnlijk! Want pas op, jongen, de pijnlijke dingen blijven óók altijd hangen. Enfin, dit was een gevalletje gênant…
– De sleutel. Hou je even vast, opa.
– Is dat niks voor jou, die receptioniste?
– Ik heb al een vriendin, weet je nog? Merel.
– Jezus, da’s waar ook. Laat het niet merken, jongen.
– Wat niet?
– Dat je een oogje op die receptioniste hebt!
– Is goed. Maar mondje dicht, opa.
– Mondje dicht? Mondje open zal je bedoelen! Als een vogeltje! Er werd voor me ingeschonken. Whisky. Een half bierglas vol. Door Jim-Jimmy. Wat een lul. Weet je dat hij ooit met zijn dronken kop door een houten deur heen is gerend? Bizar gewoon. Heb ik dat nooit verteld?
– In Zuid-Afrika, toch? Deze kant op. We pakken de lift.
– Precies. Hartje Apartheid, jongen. Noodtoestand. You name it. We zopen ons te pletter. Enfin, het was halftwee ’s middags. Zoiets. De zon was nog op. Dus ik stribbel nog even tegen, maar de jongens roepen in koor: Down! Down! Down! Whisky. Een half bierglas vol! En niet zo’n lullig Hollands glaasje. Een pint!
– Heftig.
– Wat denk je? In één teug leeg. Ik stond te brullen van de pijn, jongen. Alsof mijn keel in brand stond. Iedereen lachen. Schouderklopjes-ha-ha-ha. Tegen de tijd dat ik was bijgekomen, stond het volgende glas al klaar. Lekkere koele witte wijn voor je keeltje, zegt Jimmy, die lul. Had ik al eens verteld dat hij…
– Door een deur heen is gerend?
– Stomdronken! Hij nam een aanloop over de gang. De hele gang! Zo’n vijftig meter. Beng! Ik heb daar zelf ook rondgerend. Later in het meidenkosthuis. Ze waren met mijn make-up bezig. Ik was ontsnapt met mijn dronken kop. Lachen, jongen, rennen-ha-ha-ha. Zij erachteraan met z’n allen.
– Even terug, opa. Meidenkosthuis? Make-up?
– Die eikels hadden me ingeschreven voor een drag queen-wedstrijd. Heb ik dat nooit verteld? Voor liefdadigheid. Iedereen kocht een kaartje. Het zat stampvol, jongen! En dat geld was voor de zwarte kindertjes. Heel vooruitstrevend allemaal.
– Wauw. Ja.
– Ik heb een jaartje theaterwetenschappen gedaan. Daar zat ook acteren en dans en zo bij. Dáárom was ik de lul!
– Dus je hebt daar op hoge hakken rondgelopen?
– Natuurlijk niet! Mijn voeten waren veel te groot voor dat soort schoenen! Al die andere kosthuizen hadden petieterige jochies gestuurd. Die pasten gewoon in die pumps. Ik niet. Dus ik werd als klein meisje verkleed.
– Nee! Hoe dan?
– Die meiden hadden een soort wollen pruik gemaakt, met gele vlechten. En een van die grotere meiden – een mooie, struise vrouw was dat – heeft me een soort witte kaftan gegeven. Als een nachthemd, snap je? En ik kreeg een teddybeer mee.
– Nou, dat klinkt heel sexy, opa…
– Natuurlijk niet! Dat was ook niet de bedoeling. Godver, wat is dat nou!
– De lift stopt. We staan in de lift.
– Ik ga bijna over mijn nek, jongen.
– Rustig aan. We zijn bijna bij je kamer.
– Fijn dat je bent meegelopen, jongen. Jimmy ook, de lul, maar wel de hele avond bij me in de buurt gebleven. Ik weet nog dat ik in de coulissen zat te staren naar al die jongens die daar rondliepen op hun pumps. Dat was wat toen. Echt ondenkbaar. Maar het was een progressieve universiteit. Er zaten ook zwarte studenten op. Best veel.
– Hou je vast, opa. Ik maak de deur even open.
– Heb je het kaartje?
– Nee, ik heb de sleutel net gehaald. Lekker klassiek.
– Ja, jongen, je oma vond dit een fijne plek.
– Ga even op bed zitten.
– Nee! Niet op bed! Dat loopt verkeerd af. Toen ook. Jimmy kwam terug en zag me zo op de grond zitten. Hij zegt: Jezus, nee. Wat de fuck ben jij aan het doen? Hoezo, ik zit gewoon even te zitten, zeg ik. Nou, niet dus. Toen ik opstond kon hij me nog net op tijd de deur uit duwen.
– Ik maak je veters even los. Leun maar op de stoel.
– Jezus, wat heb ik staan kotsen! Ik bleef maar gaan. En toen voelde ik iemand héél zachtjes over mijn rug aaien… Wat-de-fuck, Jimmy, dacht ik!
– Trek je voet er maar uit.
– Dus ik draai me om. En wie zie ik daar?
– Oma?
– Nee, natuurlijk niet, gek! Vanessa! Die zat in mijn psychologieklas. Schitterende vrouw was dat, jongen. Ik was totaal verbaasd en verrukt dat ze daar zat. Dus ik roep: Vanessaaaargh! En ik pomp mijn maag nog een keer helemaal leeg.
– Nee…
– Ja. Gelukkig duwde ze mijn kop opzij, anders had ik haar helemaal ondergekotst. Diep, diep, diep gênant. Ik voel het nog. En het is al meer dan zestig jaar geleden.
– Even je sokken. Ga even zitten op de stoel, opa. Dat kan toch wel?
– En toen kwam Jimmy naar buiten. Hee, zegt-ie, heb je een leuke verpleegster gevonden? Ik heb goed nieuws voor je: je bent vierde geworden, dus we hoeven niet op de prijsuitreiking te wachten. Wat een opluchting.
– Je hebt lekker staan zweten, opa.
– Zijn ze nat? Sorry, jongen. Man, man, man. Ik weet nog dat ik op bed lag. De vriendin van Jimmy zat op mijn buik. Ze was me aan het afschminken. Ik dacht dat ik al helemaal leeg was, maar ik voelde het weer boven komen. Als een vulkaan, jongen. Dus ik gooi haar van me af en race naar de wasbak.
– Even je riem, opa.
– Jimmy staat naast me en hij roept: Gebruik je vinger! Hoezo, vraag ik. Ik sta toch al te kotsen. Ik heb geen vinger nodig.
– Nog even staan.
– Maar dat bedoelde hij helemaal niet. Ik moest mijn vinger gebruiken om de afvoer leeg te ruimen. Hij had de kraan aangezet om de wasbak schoon te spoelen, snap je? Ik begreep pas later wat hij bedoelde. Hij heeft toen met zijn eigen vinger de afvoer leeggeruimd. Dat is pas ware vriendschap, jongen!
– Niet te geloven. Je broek is ook helemaal nat.
– Zag het er nog een beetje soepel uit? Op de dansvloer?
– Je was niet te houden toen ze Talking Heads opzetten!
– Stop Making Sense! Dat was wat toen, jongen. Gekkenhuis!
– Het blijft een fijne plaat.
– Absoluut. Maar je oma was er niet zo’n fan van. Die was meer van de soul.
– Ze heeft het zelf zo geregeld. Alle muziek.
– Hoopte zeker dat ik me een hersenbloeding zou dansen. Wat vind jij er nou van, zo’n crematie met diner en dansfeest?
– Het is weer eens wat anders. Maar niet iedereen kan dat op zo’n moment, denk ik: het leven vieren.
– Je hebt helemaal gelijk, jongen, maar veel van die mensen dansten vroeger ook al niet.