Bij Iduna Paalmans feuilleton Blitzmädel

Blitzmädel

In Revisor #19 staat naast heel veel ander moois het eerste deel van het minifeuilleton ‘Blitzmädel’. Lees het vervolg de komende weken op Revisor.nl.

*

Een man ontmoeten zou natuurlijk niet het doel van deze avondwandeling moeten zijn. Ik ben hier met de groep, de sectie, dat weet ik heus, ik kan dit zelfs werk noemen. Maar als ik Rainer zie, heb ik mijn excuus klaar: even plassen.

Toen ik net mijn hand op mijn blaas legde vroeg Charlotte al of ik misschien moest, dus het zal niet uit de lucht komen vallen. Dorothee gaat even achter een boom jongens, we lopen verder, die haalt ons wel weer in. Ik zal me omdraaien, de boswal op klimmen, met een zacht sprongetje in de bladeren landen en naar hem toe marcheren. Hij zal het uniform dragen, wunderbar.
Charlotte heeft dikke takken onder haar armen, om de paar stappen houdt ze halt om er een nieuwe bij te proppen. Achter haar wandelen Ina en Sabor met middelgrote. Sabors ademhaling klinkt als de trappomp van een luchtbed. Ik treuzel achteraan met twee stammetjes. Naast me loopt Leo, die bezig is een vlog voor zijn kleinkinderen op te nemen. ‘Duitsland, zaterdagavond, 22 augustus,’ zegt hij terwijl hij met zijn camera van links naar rechts zwiept, ‘verlaten bos. Wilde leraren, bevrijd van hun leerlingen maar aan de vooravond van een nieuw jaar gevangenschap.’
Het laatste zonlicht schijnt in dunne plakken tussen de bomen door. De grond is heuvelig en vochtig, de Oostzee hoorbaar, een ingedikt ruisen ergens, het vakantiepark is net niet meer in zicht. Er zijn de afgelopen jaren nieuwe huisjes gebouwd, de recreatiehal is uitgebreid met paintballmogelijkheden, het restaurant heeft een serre gekregen, op het kampeergedeelte zijn nu ook volledig ingerichte tenten te huur. Maar dit bos ligt al decennia in coma. Ergens ver weg klinkt geblaf, mijn hartslag versnelt. Charlotte draait zich om en wijst naar mijn handen. ‘Die zijn te dik, Dorothee. We willen een vuur maken, geen vlot bouwen.’

Charlotte is nieuw in onze sectie. Ze is afgestudeerd op de rol van de vrouw op VOC-schepen. ‘Vrouwen konden officieel niet in dienst zijn van de VOC,’ vertelde ze ons een keer tijdens een vergadering, ‘en toch voeren ze soms mee. Veel van hen werden pas in Indië ontmaskerd, bleken er ineens tieten onder die mannenblouse te zitten. Officieel protocol was dat ze dan op een schip terug naar Nederland werden gezet en daar werden veroordeeld. Maar veel vrouwen haalden de overtocht niet. Die werden voor vertrek stiekem als slaaf verhandeld of doodgeslagen en achtergelaten. Kennen jullie het liedje Daar was laatst een meisje loos? Dat liedje sláát ergens op. Zo gaaf!’
Het is de eerste keer dat Charlotte mee is op de Rügenweek. Ze verheugt zich op alles. Misschien is dat wat me het onzekerst maakt als ik met jonge mensen ben, hun vaardigheid de wereld zo vergenoegd tegemoet te treden.

Sabor is populair ondanks zijn extreem dikke lijf. Leerlingen vinden hem een toffe gast, hij kan met ze meelachen en hij kan ze laten zien dat ze dom bezig zijn. Hij zegt dan niet: jullie zijn dom bezig, hij trekt zijn wenkbrauwen op en draait ze de rug toe. Alleen dat. Aandacht van Sabor moet je verdienen, zo werkt het. Ik heb kinderen zien huilen omdat Sabor ze negeerde. Massa’s leerlingen die vanwege hem geschiedenis kiezen. Zelf trek ik ook het liefst op met Sabor, we delen de Tweede Wereldoorlog. Hij zit aan de verzetskant, deed onderzoek naar de rol van Hannie Schaft in de Velser Aff aire. Ik heb meer met nazi’s. Het is al even geleden, maar voor mijn scriptie over de rol van Himmler in het Madagaskarplan, het plan om alle Joden uit Europa naar Madagaskar te deporteren en zo een soort supergetto te vormen, kreeg ik een negenenhalf. Sabor is geloof ik de enige die dat weet. ‘We staan aan andere uitersten van de strijd,’ zei hij, ‘maar we schenken uit dezelfde fles.’

Ik zet mijn stammen neer, pak een takje en loop door. Tussen de bomen is het graanveld te zien, Ina heeft het ook ontdekt. ‘Lieve mensen kijk nou,’ gilt ze. ‘De zee is van goud!’ Door Ina twijfelde ik over deze baan. Leerlingen gillen omdat ze stiekem bang zijn alleen te worden gelaten, Ina veroordeelt dat soort gillen – al gillend. Deze sectieweek in de laatste week van de zomervakantie is haar project. Ze heeft het over ‘mijn Rügen’ en ‘ik ben zo blij dat ik hier nog steeds geld voor weet los te peuteren’. Ina weet ook dat Leo het sectiehoofd is en dat Leo ervoor zorgt dat er geld is. Maar Leo weet op zijn beurt dat zij dit project nodig heeft, dat zij in feite al alleen gelaten is, dat ze alleen ons nog heeft.

Het geblaf is nu dichterbij. Ik draai mijn hoofd naar het geluid, het klinkt jackrussellachtig. Fabelhaft. ‘We moeten doorlopen als we het vuur nog bij daglicht willen maken,’ zegt Charlotte.
‘Vuur in duisternis is toch een prima concept?’ zegt Leo.
‘Gaat-ie Dorotheetje?’ vraagt Sabor, die naast me is komen lopen. ‘Je bent wat stil.’
‘Last van mijn blaas,’ zeg ik, ‘heb ik vaker.’
‘Ik heb last van mijn longen,’ zegt Sabor. ‘Zo’n wandeling is me toch net te heftig.’ Hij legt zijn hand op zijn borst en glimlacht naar me. Ik houd er niet van om te liegen. Het keff en van de jack russells is nu heel dichtbij. Ik blijf stilstaan en kijk naar Sabors te grote, zwarte overhemd. De zweetplekken, het gehijg. Hij gunt me dit, denk ik, hij gunt me dit vast.
‘Ik moet plassen,’ zeg ik, ‘lopen jullie maar terug. Dan kom ik zo.’
‘Ik wacht even op je,’ zegt Sabor. Hij laat het hout een eindje zakken.
‘Ach nee joh, ga vast. Het is mijn blaas. Het doet een beetje pijn en dan duurt het wat langer. Vrouw-op-middelbare-leeftijd-probleem.’ Ik lach, Sabor lacht. ‘Verdwaal niet,’ zegt hij.
Als ze om de bocht zijn verdwenen – lange silhouetten met vreemde uitsteeksels – draai ik me om. Daar is het eerste hondje, en ook het andere. En dan zie ik Rainer, hij draagt het uniform, met pet en SS-insignes en al.

Wordt vervolgd.