Midden in het leven

Deze week verscheen Revisor #20, het Campertnummer. Rondom de verschijning hernemen we Camperts Revisorbijdragen (poëzie én proza) van weleer en poëzie van K. Michel bij zijn tachtigste verjaardag – en  mini-essays van Daan Stoffelsen, Teddy Tops’ verhaal ‘In de kast’ en Jan van Mersbergens ‘Midden in het leven’. Lezen!

*

Waarom ik met Arjen Lubach door de krochten van het theater liep weet ik niet meer. Om ergens een sigaret te kunnen roken, vermoed ik. Maar ik rook al jaren niet meer en of Arjen ooit gerookt heeft durf ik niet met zekerheid te zeggen.
Het was in Den Haag, tijdens het Crossing Border Festival. Jaren geleden, want ik rookte nog. Ergens achter het podium was een deur, een trap, een heleboel gangen. Uiteindelijk namen we een betonnen trap en daarna een zware deur en achter die deur stond Remco Campert te roken op een verhoging die kon dienen als goedereningang, voor decors. Een vrachtwagen kon hier met de kont achteruit tegenaan rijden, en dan kon er gelost worden.
We begroetten elkaar zoals schrijvers dat tijdens een festival doen. Goeiendag, een knikje, hallo. Voorlezen voor publiek is vreemd, andere schrijvers in een theaterkleedkamer tegenkomen is vreemd, roken met een bekende schrijver op zo’n desolate plek is helemaal vreemd.
Natuurlijk kenden we Campert. Zijn gezicht, zijn werk. Verrukkulluk, ging het door mijn hoofd.
Toch ook maar roken, nu we hier waren? Mocht dat?
We keken om ons heen en vroegen – ik weet niet meer precies wie: ‘Weet u misschien of hier een asbak is?
Remco Campert antwoordde: ‘Daar staan we middenin.’
We rookten en zwegen.
Vrijwel gelijktijdig hadden we onze sigaretten opgerookt. Op een of andere manier gebeurde dat. Of Campert rookte heel langzaam, of wij heel snel. In ieder geval gingen we met z’n drieën weer naar binnen, vriendelijk de deur voor elkaar openhouden zoals schrijvers dat tijdens een festival doen, een trap op, een hoek om en plots stonden we in de coulissen van de grote zaal en zonder dat Remco Campert iets gevraagd werd liep hij naar het katheder dat in het midden van het podium stond.
Zo een sigaret uittrappen op de vloer van een betonnen goederenafslag een volle zaal inlopen, een papiertje openvouwen en beginnen te lezen.
Arjen en ik keken toe, twee jonge schrijvers zagen een veteraan – toen al – heel relaxed en professioneel zijn werk doen.
Dat is mijn herinnering aan Remco Campert. Hij staat overal middenin: de asbak, voorlezen, het leven zelf.