Spiegel (VIII)

Feuilleton! In aflevering I ontmoetten we Lisa, Louise en Aaron en Louises Glock, in II lazen we over pistolen in de eerste akte, in III geeft Lisa’s moeder haar mening, in IV strijden plot en een briljant idee en een eigen wil met elkaar, in V vertelt Aaron zijn dunne kakverhaal en verschijnt Marguerite Duras. In VI schrapt Lisa, en wordt het zwart. In VII  zet Lisa haar Glock in haar mond – en schiet. Dit is VIII, waarin Aaron het pand verlaat en Louise in Lisa’s bed gaat liggen.

*

Mina, hoe ziet Teheran eruit als een regisseur je niet door een canvas dirigeert, maar jij zelf het beeld stuurt? Mina, wat zie je als je door jouw Teheran loopt, als jong meisje. Als je moeder gewoon thuis is, als zij niet het doel van je verhaal is, als het nergens naartoe hoeft te gaan? Als jij geen gebroken arm nodig hebt om iets te laten zien. Mina, hoe vond je het dat de regisseur van tevoren bepaalde dat jij het fictieve verhaal moest doorbreken om het te laten lijken op een documentaire?

Louise slaat haar handen voor haar gezicht. Ze kijkt naar de tien briefjes waar stukjes hersenen en klodders bloed op zitten, dan naar mijn lichaam, dat half over mijn schrijftafel en half over de stoel hangt. Ze trekt aan mijn bovenarmen.
Hé, roept ze, hé, dit kan je toch niet zomaar doen.
Of ze nu wil of niet, ze moet aan haar vader denken, de aarde, het bos. Aaron moet aan zijn vader denken, de aarde, het bos.
With a gun barrel between your teeth, you speak only in vowels, zegt hij. Hij staat nog steeds in de hoek, ademt rustig.
Wat?
Chuck Palahniuk, op dat briefje, de derde van links, zie je?
Hij stapt naar voren, buigt zich over mijn lichaam heen, veegt zijn vinger door het bloed, kijkt even naar het rood dat opdroogt op zijn huid, en dan naar Louise.
Ik ga maar.
Dus je wilt niet nog?
Wat nog?
Dit afmaken?
Dat jij mij moet afmaken, bedoel je?
Ja.
Lijkt me niet. Anders had je het trouwens al lang gedaan. Je gaat me toch niet vertellen dat zij nou echt de lakens uitdeelde? Kijk naar haar.
Hij pakt mijn rechterhand vast, beweegt hem even heen en weer door de lucht en laat dan los. In een gekke hoek en met een scheurend geluid schiet mijn arm terug om de stoelleuning. Aaron loopt mijn schrijfkamer uit, de gang door, de woonkamer in, het halletje door, de voordeur uit. Louise zinkt neer op mijn bed, gaat liggen, kijkt naar het plafond, voelt aan mijn kussens, gaat weer overeind zitten. Mijn lichaam is verdwenen. Het bloed is weg. Ik ben er nog. Ik ben er nog. Aaron slaat de hoek om aan het einde van mijn straat. Bij een andere Volkswagen met draaiende motor houdt hij stil en tikt hij op het raampje.
Gasten, hebben jullie ook wat voor mij?

Louise ligt uitgespreid over mijn bed. Ze inspecteert haar ranke handen, haar gespierde bovenarmen. Ze kijkt naar de stapel boeken naast mijn bed: Zadie Smith, Paul Auster, een biografie over Nobelprijswinnaar Erik Kandel, de verzamelde essays van Doeschka Meijsing. Ze gaat onder de dekens liggen en trekt eze tot over haar hoofd over zich heen. Ik laat haar tegen het laken praten. Haar adem maakt de stof warm en klam.

De verbeelding en de werkelijkheid lopen de hele tijd in elkaar over, zegt Louise, en sommige mensen willen het verschil ertussen kunnen zien. Hoe snel kan je een verhaal opbouwen en weer uit elkaar trekken? Hoe is het als je dertig aardbeien en drie bananen in een blender zonder deksel stopt, die aanzet en een compleet nieuw kleurenpalet op de muren van je keuken cre&euml ert, tot je de stekker eruit trekt? Wat is dat, wat blijft er over? Wat haal je weg met een doekje? Hoe lang kijk je naar de nieuwe situatie die er is ontstaan?