Twee gedichten: Jan Kuijper

Jan Kuijper (1947) debuteerde in 1973 met Sonnetten. Die vaste vorm heeft hij altijd behouden, of de gedichten nu Tomben (1989), Barbarismen (1994) of Toe-eigeningen (2005) werden genoemd. Ze gaan uit van een citaat, oorspronkelijk Nederlands of voor de gelegenheid vertaald. Albumbladen noemt Kuijper ze ook wel. Naast gedichten publiceerde hij Denkbeelden, korte aforistische teksten. Hij was geruime tijd fondsredacteur van Querido. Kort geleden hertaalde hij de Liefdesliederen van Hadewijch.

*

Tomben van Jean Paul

Ik voel me op geuren mijn jeugd in gewaaid,
maar waar die kermis was waar ik anijs
heb opgesnoven, geeft de geur niet prijs –
wel heb ik in een zweefmolen gedraaid,
of was het toch een carrousel? Gemaaid
gras is nog erger – ik raak van de wijs,
Grootschermer? Vondelpark? of toch op reis
in Zwitserland? Maar de aarde is ingezaaid,

het leger van ’t verleden komt eruit.
Het heden slaat in paniek op de vlucht
voor die skeletten met hun blote tanden.
Ze maken lege botsautootjes buit,
schieten de foto’s, kijken naar de lucht
in het verse hooi van al mijn weilanden.

De flatgebouwen van het voorgeslacht
bieden ook plaats aan mij. Het alfabet
bepaalt blok en verdieping, en belet
gekonkel in kliekjes. De grootste macht
ligt bij de lang gestorvenen: hun wacht
geen doos op Koninginnedag (BEZET
staat met zwart plakband op de stoep) – de wet
last in, first out is hier helaas van kracht,

helaas voor mij. Als ik ook dood zal zijn,
dan blijf ik nog uit kinderpiëteit,
maar nu leef ik dubbel: buiten de kast,
met kinderen op ’t Oranjefestijn,
en ook erin, voor de beperkte tijd
dat mijn schalmpje in de grote ketting past.