Verbouwingen VIII

Peter Maes had zich laten vervangen door een collega op het congres in Lissabon. Hij had er wel naar uitgekeken zijn zoon te zien en samen een paar biertjes te drinken, maar de werkelijkheid hield hem in bed. De dokter had hem iets voorgeschreven om te kalmeren, maar Peter Maes werd niet kalm, hij mocht dan wel in bed liggen maar binnenin werd hij geplaagd door beelden die hem vreemd leken, beelden waarvan hij walgde en die hij nooit gezien zou hebben als firma Fiksal zijn huis niet had bezet, hun nest, zoals zijn vrouw het zei.

Hij had van een van de werklieden vernomen dat de aannemer in de hiel van Italië, vlakbij de Adriatische zee een villa met een zwembad aan het bouwen was. Hij tikte de naam van het dorpje in… en plots werd zijn machteloosheid een vraag… of hij iemand zou kunnen vermoorden. Lang hoefde hij er niet over na te denken. Niet dat hij het graag zou doen, maar nu stond hij met zijn rug tegen de muur en besefte dat onderhandelen geen enkele zin meer had. Het ging er niet over of hij het recht had iemand te vermoorden, dat had niemand, het ging om overleven, of – alweer dat nobel instinct – om valsspelers uit te schakelen.

Ik ga het koolmeesje redden, zei hij tegen zichzelf en tikte bijna automatisch het woord ‘pistool’ in de balk van de zoekmachine. Ik ga deze zomer naar het congres in Sicilië en maak een kleine omweg langs de aannemer. Als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt en de valsspelers helpt opruimen… hij nam een slok cognac.

Een klein jaar later konden ze in de keuken. Ze kochten een fornuis en een koelkast. De loodgieters sloten de nieuwe vaatwasser aan en de kranen bij het nieuwe aanrecht dat Peter Maes zelf in elkaar had geknutseld. Na een paar dagen was er een grote vochtplek op het plafond te zien, daar zorgde blijkbaar een slechte koppeling tussen de buizen van de verwarming voor, iets waar volgens de loodgieter van firma Fiksal niemand iets aan kon doen. Er moest een kleine stukje uit het plafond worden gehaald, verwaarloosbaar.

Zijn dochtertje stond haar tanden te poetsen op het krukje voor de spiegel, ze liet haar bekertje met water vallen. Hij gaf haar een klap in het gezicht. Ze begon stilletjes te huilen en raapte haar bekertje op. Zijn vrouw kwam naar de badkamer gelopen en vroeg wat er scheelde.
‘Wat is er toch met je aan de hand,’ vroeg ze hem, ‘ ik herken je niet meer.’
Ze troostte haar dochtertje terwijl hij naar buiten liep en op de trap een van de loodgieters tegenkwam. ‘Morge, m’neer, vies weertje, hè.’
‘Geloof jij in…,’ vroeg Peter Maes terwijl hij halverwege de trap was blijven staan.
‘Of ik wat,’ vroeg de man die aan de badkamer aanklopte.
‘Laat maar,’ zuchtte Peter Maes en hij liep verder naar beneden, naar buiten zonder te ontbijten en afscheid te nemen van zijn dochters en zijn vrouw.

Hij stond op de brug naar het water te kijken, naar zichzelf, en dacht aan iets wat zijn oudste dochter had voorgelezen toen hij uit Amsterdam was teruggekeerd en niet kon slapen door het getik. ‘Als je recht op je tegenstander instapt en hem het zwaard ontrukt, wordt het zwaard dat op het punt stond je neer te houwen het zwaard dat je tegenstander velt.’
Maar Peter Maes was zijn eigen tegenstander, hij was was tegen zichzelf aan het vechten, tegen een vreemde die sinds zijn geboorte, misschien al in de baarmoeder, in een klein hoekje verscholen zat te glimlachen, zat te wachten tot hij gebeld ging worden om met een geslepen zwaard op de rug het paard te bestijgen en naar zijn doel te vertrekken. Natuurlijk zou hij iemand kunnen vermoorden.

*

Vanaf 6 januari schrijft Bart Koubaa wekelijks een aflevering van zijn feuilleton Verbouwingen voor Revisor.nl. Dit is de achtste aflevering, van tien.